ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder.
Het “aandachtstekort” slaat niet op onvoldoende aandacht krijgen. Wel kan iemand met ADHD onvoldoende aandacht schenken aan zijn of haar omgeving. Daardoor is het niet goed mogelijk om de aandacht bij één ding tegelijk te houden (concentratiegebrek). Een ADHD’er wordt snel afgeleid.
Hyperactiviteit kan zich uiten door lichamelijke onrust, maar ook door innerlijke onrust en impulsiviteit. Bij hyperactiviteit kan er ook sprake zijn van overmatige beweeglijkheid. Deze beweeglijkheid is door ADHD’ers vaak moeilijk te onderdrukken. Sommige ADHD’ers lijken zelf weinig tot niet bewust van hun eigen beweeglijkheid tot hen hierop gewezen wordt. De mate en manier van beweeglijkheid is voor elke ADHD’er verschillend. Sommigen maken voornamelijk grote bewegingen met benen of armen, sommigen friemelen meer met de vingers en handen. De beweeglijkheid kan in verschillende situaties ontstaan of verergeren. Over het algemeen zijn dat situaties met stress of een drukke omgeving (een situatie waarin veel prikkels moeten worden verwerkt).
Impulsiviteit ontstaat doordat te veel indrukken worden gevolgd door bijbehorend handelen. De handelingen moeten direct plaatsvinden en kunnen niet worden uitgesteld. Handelingen die eenmaal in gang zijn gebracht kunnen niet meer worden gestopt en moeten eerst worden afgemaakt. Er kan vaak minder goed onderscheid worden gemaakt tussen belangrijke en minder belangrijke zaken. Bij taken worden dan verkeerde prioriteiten gelegd.
Het voortdurend reageren op de omgeving en gevolg geven aan impulsen veroorzaakt het kenmerkende drukke gedrag van personen met ADHD.
- ADHD is een veelvuldig voorkomende psychosociale/psychische aandoening bij kinderen.
- De stoornis manifesteert zich in principe vroeg in het leven.
- Naar schatting hebben 50% van de ADHD-kinderen aanzienlijke problemen in hun sociale relaties. Uit recent onderzoek is gebleken dat meer dan 30% van de kinderen met ADHD een jaar op school blijft zitten en dat 56% extra begeleiding nodig heeft. Ongeveer de helft van de ADHD-kinderen heeft ook een leerstoornis.
- Naar schatting lijdt twee derde van de ADHD-kinderen ook aan een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis.
- Onderzoek heeft tevens aangetoond dat 25-35% van de kinderen met ADHD aan een angststoornis lijdt.
- Tot op heden is de term ADHD nog steeds niet duidelijk gedefinieerd.
Adolescenten
- 60% van de kinderen met klinisch gediagnosticeerde ADHD op de schoolleeftijd houdt gedurende de adolescentie ook symptomen van ADHD.
- 25-50% van deze adolescenten heeft symptomen van een oppositionele of antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld.
- Evenveel hebben een schoolachterstand opgelopen met een historie van meer dan gemiddeld doubleren, spijbelen, uitval zonder diploma, een lager schooltype en een lagere score op gestandaardiseerde tests
Volwassenen
- Pas sinds kort wordt ook erkend dat ADHD bij volwassenen voorkomt. Doordat vele van deze volwassenen pas op latere leeftijd de diagnose ADHD krijgen, hebben ze vaak al vele problemen gehad. Bij volwassenen wordt voor de aandoening soms de naam Adult Attention Deficit Disorder(AADD) gebruikt.Pedagogische benaderingKinderen met ADHD vragen om een specifieke pedagogische benadering. Handvatten daarbij kunnen zijn:
- Structuur in de dag en tijd.
- Regelmaat
- Voorbereiden op veranderingen
- Aanleren om eerst te stoppen, dan te denken en tenslotte te handelen
- Ontladingsmomenten om energie te laten wegvloeien
- Belonen en complimenteren
- Benoemen van gewenst gedrag
- Taken waarbij verantwoording gedragen wordt en waarbij de energie gebruikt wordt.
- Hulp bij het beginnen met een taak
- Uitdaging bieden
- Hulp bij het plannen van dagen of taken
- Informatie aanbieden in zijn context.
Motiverende omstandigheden kunnen volgens onderzoek een positieve uitwerking hebben op het volhouden van aandacht en het geheugen. Anders dan kinderen zonder ADHD, bleken kinderen met ADHD afhankelijk te zijn van sterk motiverende omstandigheden om tot een optimale prestatie te komen.